Een onderdeel van het Utrechtse natuurbeleid dat wij als provinciale SGP-fractie belangrijk vinden is natuur-inclusieve landbouw. In de voorbereiding van een themanummer van het Beginsel over natuurbeheer gingen we daarom op bezoek bij een van de natuur-inclusieve landbouwbedrijven in Utrecht, het bedrijf van Willem van der Linden.

Willem van der Linden is altijd bereid mensen mee te nemen in zijn passie: boeren met oog voor de natuur. In de eerste week van oktober leidde hij de commissie Ruimte, Groen en Water rond over zijn bedrijf en ruim twee maanden later waren we als lokale SGP-politici van harte welkom om met Willem in gesprek te gaan over een aantal actuele politieke kwesties die regelrecht te maken hebben met zijn bedrijf. Samen met Frans de Ronde, raadslid voor de CU/SGP-fractie in Stichtse Vecht schoven fractieleden Bertrick van den Dikkenberg en Frans Hazeleger op anderhalve meter afstand aan rondom de keukentafel van familie Van der Linden. Vol passie vertelt Van der Linden over zijn specialiteit: boeren in de natuur. Zijn koeien grazen op kruidenrijke weilanden die hij pacht van Staatsbosbeheer, terwijl Willem een grote composthoop op zijn erf heeft liggen voor diezelfde organisatie en actief aan weidevogelbeheer doet. Min of meer logisch dat hij dus ook biologisch boert. Dat doet hij met overtuiging: ‘Ik zal gangbare boeren nooit veroordelen, maar ik vind het zelf belangrijk om op zoek te gaan naar structurele oplossingen. Je moet rekening houden met natuur en milieu. Daar past de biologische sector voor mij beter bij.’ 

Wat opvalt is dat Willem heel positief is over de mensen van natuurorganisaties waarmee hij samenwerkt, maar veel minder positief over de beleidsontwikkelaars die vanuit kantoren hun plannen over gebieden uitstorten. Moeiteloos rollen er voorbeelden over de keukentafel waarin mensen op een kantoor dingen bedenken die in de praktijk op een regelrecht fiasco uitlopen. ‘Ik vind het prima als mensen vanuit de natuurbril met me meedenken, maar dan moeten ze wel zelf komen kijken. Ik heb er een hekel aan als iemand die hier nog nooit is geweest, denkt te weten hoe ik het zou moeten doen.’ Dezelfde ergernis heeft hij over toezichthouders die geen idee hebben waar ze over praten, terwijl ze wel moeten bepalen of Van der Linden zich aan de regels houdt.

In het verlengde hiervan heeft hij ook kritiek op het natuurbeleid van Nederlandse provincies. Hij vindt het raar dat zoveel geld wordt uitgegeven aan natuurinrichting, maar bijna niks aan natuurbeheer. ‘Dan wordt hier met kranen en rupsbanden een heel gebied ingericht. Kijk, dat is natuur. En vervolgens gebeurt er niks mee. Dan moet je over tien jaar niet verbaasd opkijken als je je doelen niet hebt gehaald.’ Hij ziet een veel grotere rol weggelegd voor boeren. ‘Je moet in elk natuurgebied één of twee boeren zetten die in dat gebied willen boeren. Die moeten dan natuurlijk wel iets met die natuur hebben, dat is logisch. Als je die geld geeft om dat gebied op een goede manier te beheren en ze mogen hun dieren daar ook laten rondlopen, dan moet je kijken wat er gebeurt. Een organisatie als Staatsbosbeheer moet je dan laten monitoren of de doelen worden gehaald. Daar kunnen ze dan een rapportage over opstellen. Dat zou een veel betere rolverdeling zijn.’ Van der Linden verbaast zich erover dat bij bijna alle advertenties van te koop staande boerderijen in De Boerderij de grote afstand van Natura-2000 gebieden als positief kenmerk genoemd staat. ‘Als ik dan in Polen kom en een boer is helemaal blij dat zijn omgeving na jarenlang trekken eindelijk is aangemerkt als Natura-2000 gebied, dan denk ik: wat doen we in Nederland fout? We zijn in Nederland boeren en natuur veel te veel als vijanden gaan zien. Je hebt elkaar juist nodig.’

Het zal een lezer uit de randstad misschien verbazen, maar deze natuurvriend doet naast zijn boerenbedrijf in de natuur niets liever dan jagen. Hoe dat kan samen gaan? ‘Plezierjacht is in Nederland neen vies woord geworden, maar wat is er nu mooier dan met een groepje kameraden uren in de natuur lopen, wat oogsten van de natuur en daar in een gezellige borrel wat van te eten?  We vergeten in Nederland dat we voor het faunabeheer afhankelijk zijn van mensen die er ook van kunnen genieten om een poosje te gaan jagen. Het echte faunabeheer voelt voor hen als corvee. Nederlanders denken nog te vaak dat jagers een risico vormen voor de natuur, maar jij gelooft toch niet dat een jager ervoor zorgt dat een soort uitsterft? Dan heeft hij volgend jaar niks meer om op te jagen. Bovendien zijn jagers echte natuurliefhebbers, anders begin je er niet aan om uren rond te zwerven voor een kleine vangst.’