Voor deze uitgave van Het Beginsel gingen we in gesprek met luitenant-generaal Elanor Boekholt-O’Sullivan, plaatsvervangend directeur-generaal Beleid bij het Ministerie van Defensie. Zij houdt zich bezig met de grote opgaven waar Defensie op dit moment voor staat, bijvoorbeeld het  dossier “Ruimte voor Defensie”.             
Luitenant-generaal Boekholt

"Mag het een stukje van mijn tuin zijn? En is er ruimte voor Defensie in mijn hoofd en hart?"

Wilt u uzelf voorstellen?

Ik ben Elanor Boekholt-O’Sullivan en ik werk al bijna mijn hele leven bij Defensie; nu bijna 31 jaar. Mijn militaire loopbaan ben ik begonnen als verkeersleider en via allerlei verschillende functies ben ik nu plaatsvervangend directeur-generaal Beleid bij het Ministerie van Defensie. Binnen mijn huidige functie komen veel dingen samen die ik hiervoor bij Defensie heb gedaan, waardoor ik een breed beeld heb van wat er binnen Defensie speelt.

Wat is uw rol binnen Defensie?

Wat ik met name doe, is sturing geven aan de grote dossiers zoals waar dit interview over gaat, namelijk het nationaal Programma Ruimte voor Defensie, maar ook aan dossiers op het gebied van industrie, personeel, veiligheid, vastgoed, bedrijfsvoering en al dat soort zaken die eigenlijk de binnenkant van de organisatie raken. Dat gaat over bijvoorbeeld het opschalen, het realiseren van vastgoedopgaven, het vereenvoudigen van regelgeving en het kopen van materieel. Maar voor dit alles moeten ook allerlei Kamerprocessen en -debatten  worden doorlopen.

Kunt u iets vertellen over de uitdaging waar Defensie de komende jaren voor staat?

Ik heb dat zelf aan den lijve ondervonden, namelijk dat in die 30 jaar dat ik bij Defensie zit, de huidige periode voor het eerst een periode is, waarin het gaat over het groeien van Defensie. Eerst was er voor Defensie veel tijd, maar geen geld. Nu zitten we in een situatie, waarin er geen tijd is, maar wel geld. Vorig jaar is de Defensienota 2024 opgesteld. Daarin staat beschreven wat de ontwikkelingen zijn die we door moeten maken, inclusief wat de personele opgave is. Defensie moet groeien van 70.000 naar 100.000 werknemers en het ambitieniveau is om naar 200.000 werknemers te groeien, waarvan een groot aantal reservisten zijn.

"Ik denk dat het trots zijn op onze militairen stap 1 is en stap 2 is dat er meer locaties, spullen en beweging komen en je dus op meer plekken meer militairen op straat gaat tegenkomen."

Defensie gaat dus uitbreiden. Wat gaan we daar op nationaal niveau van merken?

Het vraagstuk waar we mee te maken hebben, gaat over of Nederland weerbaar is en dat is een discussie die breder is dan Defensie. Maar het deel waarvoor wij verantwoordelijk zijn, dat grote weerbaarheidsgesprek, gaat over de krijgsmacht. Wat we daarvan gaan merken, begint heel simpel met het zien van militairen in het straatbeeld van Nederland. Dat stelt ons voor de vraag of we ook trots zijn op onze militairen, die bereid zijn hun eigen leven te geven voor iets dat groter is dan ons eigen ik. Adviseren ouders hun kinderen bijvoorbeeld om bij Defensie te gaan werken, omdat dat een relevante baan is? Wij in Nederland zijn niet per se openlijk trots op militairen, zoals je dat in andere landen wat meer ziet. Ik denk dat het trots zijn op onze militairen stap 1 is en stap 2 is dat er meer locaties, spullen en beweging komen en je dus op meer plekken meer militairen op straat gaat tegenkomen. Ook kan het zijn dat je bijvoorbeeld meer voertuigen en ander materieel van Defensie op de Nederlandse wegen gaat zien en dat je ziet dat er meer gevlogen en gevaren wordt door Defensie.

Defensie gaat dus uitbreiden. Wat gaan we daar in de provincie Utrecht van merken?

Ik hoop dat hele verhaal van net en dan in de provincie Utrecht: meer militairen en meer beweging van Defensie op straat zien en dat normaal vinden. Je zult niet veel schepen door provincie Utrecht heen zien varen. Twee jaar geleden hebben we de behoefte aan extra ruimte in kaart gebracht. Voor provincie Utrecht staat er niet veel extra ruimte, maar dat wil niet zeggen dat we er niet zijn. Rondom Amersfoort en Zeist zitten we al veel. Maar een extra behoefte die we hebben, is bijvoorbeeld dat Defensie op zoveel mogelijk plaatsen kan laagvliegen met helikopters. Dat heeft twee voordelen. Ten eerste is de variatie van terrein dan groter en is het dus niet voorspelbaar voor de vliegers wat ze aantreffen. Ten tweede zorgt het ervoor dat overlast die mogelijk ervaren wordt, ook verspreid wordt over Nederland. En dan denk je: Nederland is klein, maar het is ook niet zo dat onze krijgsmacht zó groot is dat je straks overal helikopters ziet.

In een commissievergadering in januari spraken we over de windmolens die de provincie Utrecht wilde plaatsen op de Vlasakkers en de Leusderheide. In die vergadering hebben wij als SGP verdedigd dat Defensie de ruimte moet krijgen om daar te kunnen oefenen. Ook gaven we aan dat het kan gebeuren dat Defensie bijvoorbeeld milieu- of geluidsregelgeving overtreedt, omdat de huidige regels zodanig strikt zijn dat ze de oefenmogelijkheden van Defensie beperken. Hoe kan ons land en onze provincie omgaan met dergelijke botsende belangen?

Dat is een goede vraag, omdat ‘ie zo ongelofelijk ingewikkeld is; er zijn botsende belangen. Je kan denken: als het eenmaal veilig is, vinden we wonen belangrijk, net als bijvoorbeeld elektriciteit en natuur. Maar dat werkt zo niet; ze zijn door elkaar heen belangrijk. En ik ben van Defensie, dus ik zal zeggen dat veiligheid nog voor bijvoorbeeld wifi zou moeten komen (was een grapje). Als dat soort dingen er zijn, moet je kijken naar de betreffende botsende belangen en naar de koppelkansen. Defensie en natuur gaan op veel plekken goed samen, omdat er geen publiek mag komen op Defensieterreinen. Je kan overwegen om in bepaalde gebieden zaken te intensiveren, bijvoorbeeld in iets specifieks over water of bepaalde diersoorten.

Windmolens en Defensie gaan niet samen, zeker niet bij laagvliegen; dat risico is echt te groot. We hebben al een keer gehad dat de elektriciteit uitviel en dat is harstikke gevaarlijk. We hebben over dit soort dingen elke week interdepartementaal overleg, ook door bewindspersonen wordt er veel over gesproken. Dan heb je de vergunningen en de ruimte die Defensie nodig heeft. Wetten en regelgeving die er nu zijn, passen onvoldoende bij de transitie waar Defensie voor staat. Het probleem op dit gebied wordt groter als je groeit, te maken hebt met meer mensen, et cetera. Op dat gebied kan je op dit moment kijken of er in bestaande regelgeving een haakje zit om op aan te sluiten. Er zal in ieder geval iets moeten gebeuren.

Natuur is een taak van de provincie, dus de regels van de provincie schuren. Hoe gaat Defensie daarmee om?

We hebben met alle provincies contact en we zitten veelvuldig aan tafel. We zijn voortdurend met elkaar aan het bespreken waar de opgaven van provincies liggen, waar die van Defensie liggen en hoe die elkaar kunnen versterken.

Wat vraagt bovenstaande naast eventueel een politieke oplossing van de Nederlandse burger?

Ik denk dat het vraagt wat ik net probeerde te zeggen met het zien in het straatbeeld en het ruimte ervoor maken. Dat betekent niet alleen fysieke ruimte (in ons luchtruim, op onze wateren en op land), maar het vraagt ook om ruimte in je hoofd en hart te maken dat de wereld het nodig heeft dat we een sterke krijgsmacht hebben om vrijheid te kunnen bewaren. Natuurlijk zijn we verantwoordelijk om dit alles met zo min mogelijk hinder te doen. 

Bovenaan het ministerie staat de tekst: “Mijn schilt ende betrouwen sijt ghij o Godt mijn Heer”. Speelt zingeving mogelijk nog een onderdeel in de transitie waar Defensie voor staat? Bijvoorbeeld bij de werving of vorming van militairen?

 Zingeving is denk ik de reden waarom mensen blijven bij Defensie. Ik denk dat best veel mensen bij Defensie gaan werken, omdat het avontuurlijk, fysiek en anders is of omdat bijvoorbeeld mensen uit de familie al bij Defensie werken. Er zijn voor mensen veel mogelijke redenen om bij Defensie te werken, en die reden is niet altijd dat je op je 18e de democratie wilt beschermen. Maar ik geloof dat mensen bij Defensie blijven, omdat we ons vaderland te beschermen hebben en dat is een vorm van zingeving.

Heeft u nog een boodschap voor de SGP-lezer van dit interview?

Mijn boodschap zou zijn of we bij onszelf eens te rade willen gaan hoeveel ruimte van de eerder genoemde drieslag ze zelf bereid zijn te geven aan Defensie. Mag het een stukje van mijn tuin zijn? En is er ruimte voor Defensie in mijn hoofd en hart?

 

Geschreven door: Hanna van Garderen en Jan-Hendrik van der Linden