27 november 2025

Schriftelijke vragen SGP over rapport Ronald Meester

'De SGP hecht sterk aan een eerlijk en betrouwbaar bestuur; hoe voorkomt het College dat boeren en andere ondernemers in Utrecht feitelijk worden geconfronteerd met dwingende maatregelen op basis van modeluitkomsten waarvan Meester stelt dat we "niet weten wat we aan het doen zijn"?'

Onlangs spraken we in het debat over de begroting over de Natura-2000 beheerplannen die momenteel worden opgesteld. We deden het verzoek aan de gedeputeerde om te kijken naar de werkelijke toestand van natuurgebieden, in plaats van theoretische sommetjes met computerprogramma’s als leidend te hanteren. De gedeputeerde verwees toen naar de Natuurdoelanalyses van de provincie Utrecht. In oktober is er een belangrijk rapport verschenen, geschreven door prof. dr. Ronald Meester. In het rapport concludeert Meester o.a. dat er met betrekking tot de Natuurdoelanalyses (NDA's) fouten worden gemaakt in de gehanteerde methodologie. De SGP heeft hierover schriftelijke vragen gesteld aan het College van Gedeputeerde Staten, omdat het nogal grote gevolgen heeft voor natuurbeheer, landbouw-, stikstof- en vergunningsbeleid. Om de achtergrond van deze vragen te begrijpen, wordt hieronder eerst een kort overzicht gegeven van bepaalde begrippen en wordt een samenvatting gegeven van de bevindingen van Meester in het eindverslag "De illusie van een betrouwbare stikstof-modelwerkelijkheid". Daarna volgende schriftelijke vragen die we als SGP hebben ingediend bij het College.

Toelichting begrippen

  • NDA's: Natuurdoelanalyses. Een natuurdoelanalyse laat kortgezegd zien wat de huidige toestand is van een Natura 2000-gebied en of er extra maatregelen zijn om te natuur te behouden en waar nodig te verbeteren.
  • KDW's: Kritsche Depositiewaardes. Een KDW is de (bij benadering) jaargemiddelde depositiegrens waarboven een ecosysteem op lange termijn risico loopt op schade (verslechtering van soortenstructuur of ecosysteemfunctie).
  • AERIUS/OPS: Modellen/rekeninstrumenten waarmee de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden als gevolg van activiteiten of projecten wordt berekend.
  • UPLG: Utrechts Programma Landelijk Gebied.
  • EA: Ecologische Analyse; over de staat van instandhouding van habitatten en soorten, natuurdoelen en nodige maatregelen.

De conclusie van prof. dr. Ronald Meester

In zijn rapport schrijf Meester het volgende:

"Het huidige gebruik van KDW’s, in de NDA’s, in de adviezen van de EA en in de vergunningverlening, is daarmee vanuit statistisch perspectief onwetenschappelijk, ondeugdelijk en dus niet verdedigbaar. (...)

Samengenomen concludeer ik dat we met de combinatie van de onzekerheden in de KDW’s en de door het model berekende deposities van Aerius/OPS feitelijk niet weten wat we aan het doen zijn. We zijn blind modeluitkomsten aan het volgen, zonder de mogelijkheid te hebben om te controleren waar we mee bezig zijn. Er wordt veel beweerd over stikstof, maar er is vrijwel geen enkele kwantitatieve claim die daadwerkelijk controleerbaar is. Het werken met de combinatie KDW/Aerius acht ik vanwege dit alles niet wetenschappelijk. Uitspraken over proefondervindelijke standen van zaken met verstrekkende juridische consequenties (stikstofemissie en –depositie) behoren namelijk verifieerbaar te zijn, en dat zijn ze niet."

 Rapport van prof. dr. Meesters

Schriftelijke vragen SGP aan Gedeputeerde Staten

  1. In hoeverre erkent het college de door prof. Meester gesignaleerde grote onzekerheden in de AERIUS/OPS-berekeningen en de KDW’s, en welke concrete gevolgen verbindt u hieraan voor de betrouwbaarheid van de Utrechtse NDA’s ?
  2. Is het college bereid om in de NDA’s expliciet en kwantitatief inzichtelijk te maken welke onzekerheidsmarges er zitten in de gebruikte modellen en parameters (zoals AERIUS en KDW’s), zodat Provinciale Staten een eerlijke afweging kan maken ?
  3. Meester concludeert dat het huidige gebruik van KDW’s in NDA’s en vergunningverlening vanuit statistisch perspectief onwetenschappelijk en ondeugdelijk is; hoe verantwoordt het college dat de provincie Utrecht toch stevige ingrepen in de landbouw en vergunningverlening baseert op dezelfde systematiek ?
  4. De SGP hecht sterk aan een eerlijk en betrouwbaar bestuur; hoe voorkomt het college dat boeren en andere ondernemers in Utrecht feitelijk worden geconfronteerd met dwingende maatregelen op basis van modeluitkomsten waarvan Meester stelt dat we “niet weten wat we aan het doen zijn”?
  5. Deelt het college de aanbeveling van Meester om stikstofbeleid veel meer te baseren op metingen in plaats van uitsluitend op modellen, en zo ja, welke stappen wordt de provincie Utrecht concreet gezet via de N2000-beheerplannen om de NDA’s te herijken op basis van daadwerkelijke meetgegevens? Zijn hier voldoende middelen voor?
  6. Hoe beoordeelt het college de spanning tussen enerzijds het nationale beleid, en anderzijds de fundamentele kritiek van Meester op de wetenschappelijke onderbouwing van KDW’s en AERIUS; is de provincie bereid om hierin een eigen, kritischer lijn te ontwikkelen in onze natuurmonitoring?
  7. Deelt u de opvatting van de SGP dat het vreemd is dat een, volgens Meester, soms met modellen samengestelde KDW zonder enige empirische achtergrond, leidend is voor de beoordeling van de toestand van de natuur?
  8. Deelt het college dat de KDW geen knop voor natuur en systeem herstel is? En dat we ook in het licht van de inbreng van ir. W. De Heij eerder dit jaar meer naar een integrale aanpak moeten kijken?
  9. In het licht van de SGP‑inzet tegen gedwongen uitkoop van boeren: is het college bereid om lopende en geplande maatregelen die op NDA’s zijn gebaseerd tijdelijk op te schorten of te heroverwegen, zolang er geen wetenschappelijk robuuste basis is voor de gehanteerde modeluitkomsten ?
  10. Is Aerius als tool voldoende betrouwbaar om het eventueel onteigenen van individuele boeren te onderbouwen?
  11. Hoe wordt in de Utrechtse N2000-beheerplannen recht gedaan aan alternatieve routes naar natuurherstel (bijvoorbeeld beheermaatregelen, hydrologie, andere emissiebronnen) als Meester aangeeft dat het huidige stikstofkader een vorm van tunnelvisie kent waarin stikstof en modeluitkomsten te eenzijdig bepalend zijn ?
  12. Op welke wijze worden Provinciale Staten volledig en transparant geïnformeerd over de methodologische keuzes, beperkingen en onzekerheden in de NDA’s, UPLG, N2000 beheerplannen, zodat Statenleden hun controlerende en kaderstellende taak – inclusief een kritische beoordeling van het gebruik van KDW’s en AERIUS – goed kunnen uitoefenen?
  13. Is het college bereid om, samen met andere provincies en het Rijk, een onafhankelijk vervolgonderzoek te ondersteunen naar alternatieve, meer meet- en praktijkgerichte vormen van natuurdoelanalyses, waarbij expliciet wordt aangesloten bij de kritiekpunten en aanbevelingen uit het rapport van Meester?
  14. Is het college bereid een reflectie te geven op het onderzoeksrapport van Henri Prins ‘de Veluwe als toetssteen’?
  15. Is het college bereid om een Utrechts Natuurmonitoringsplan op te stellen waarin eventuele herstelmaatregelen pas na metingen en monitoring worden getroffen in gebieden, in lijn met de adviezen van Prins?
  16. Kan het college per N2000-gebied, ook in lijn met de N2000-beheerplannen, aangeven wanneer de totale toestand is gemonitord? Is het college bereid om de theorie uit de nda’s in elk geval voor één gebied te toetsen met daadwerkelijke monitoring als toetssteen voor de conclusies?